Maak hogescholen en universiteiten verantwoordelijk voor studentenhuisvesting

  • ma 6 dec 2021
  • Tammie Schoots
  • Wonen

Voor studenten is het vinden van een woning of kamer een groot probleem. De kamers zijn te klein, de prijzen te hoog. Een mogelijke oplossing zijn campussen, schrijft Ama Boahene, voorzitter van de Studentenvakbond, voor De Onderstroom. En niet alleen voor het woningprobleem.

Tekst Ama Boahene

Beeld Tammo Schuringa

https://soundcloud.com/blendle/vrij-nederland-maak-hogescholen-en-universiteiten-verantwoordelijk-voor-studentenhuisvesting

Als je meer zin hebt om te luisteren, dan kan dat ook (met dank aan Blendle).

Het is Prinsjesdag 2021. Vol goede moed kondigt het kabinet aan om flink te gaan investeren in woningbouw. Maar liefst 1 miljard euro komt er vrij. Het klinkt in eerste instantie mooi, want hoeveel huizen kun je van dat bedrag wel niet bouwen?

Maar het valt tegen: slechts een tiende van de investering is gereserveerd voor zogenaamde aandachtsgroepen: dak- en thuislozen, arbeidsmigranten, woonwagenbewoners, ouderen of studenten, kortom, zij die de helpende hand van de overheid het hardst kunnen gebruiken. Deze groepen worden op één hoop gegooid, waardoor er geen recht wordt gedaan aan hun onderlinge verschillen. Zo zijn sommige groepen meer gebaat bij de bouw van zelfstandige woningen, terwijl voor studenten juist kamers in een gedeeld huis nodig zijn.

Is het een uitzondering dat de belangen van kwetsbare groepen niet worden vertegenwoordigd in politiek beleid? Helaas niet.

Minste lobbykracht

Politici en beleidsmakers staan vaak ver af van de groepen waar ze het beleid voor maken. Actief lobbyen is hierdoor onmisbaar om je belangen vertegenwoordigd te zien. Als bedrijf, met grote economische waarde en een stel lobbyisten in dienst, is het eenvoudiger om meegenomen te worden in overheidsbeleid. Ben je een statushouder, dakloze of oudere? Dan worden je belangen een stuk minder vertegenwoordigd in de politiek. Terwijl politici preken over eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid, hebben de kwetsbare groepen in onze samenleving die steun vanuit de overheid het meest kunnen gebruiken de minste lobbykracht, het minste gehoor.

Op dit moment is er een tekort van 26.500 studentenkamers. Mocht een student ondanks dit tekort dan toch een kamer vinden, dan is dit vaak na een ellenlange zoektocht.

In het krachtenveld aan belangenbehartigers is ook de student een kleine speler. Natuurlijk bestaan er tal van organisaties, zoals Coalitie-Y en de Landelijke Studentenvakbond (LSVb), die proberen op te komen voor het belang van de student. Maar de ervaring leert, als huidige voorzitter van LSVb kan ik het weten, dat het vaak blijft bij mooie praatjes, terwijl daadwerkelijke verbetering uitblijft. De gevolgen: torenhoge studieschulden, een enorm tekort aan studentenkamers en een slechtere mentale gezondheid.

Er zijn echter instanties die de belangen van achtergestelde groepen zoals studenten wél zouden kunnen behartigen. Nederland kent van oudsher veel maatschappelijke instellingen (scholen, huisartsen en kerken bijvoorbeeld) die zich zonder winstoogmerk inzetten voor een maatschappelijk doel. Anders dan de landelijke overheid, staan deze organisaties in nauw contact met de groepen die ze ondersteunen.

In het geval van studenten zouden de instellingen waar zij dagelijks mee te maken hebben – hogescholen en universiteiten – in het gat kunnen springen dat de landelijke overheid achterlaat. Dit zou betekenen dat hogescholen en universiteiten een grotere rol krijgen in het beleid dat studenten aangaat. Oftewel: maak hen weer verantwoordelijk voor studentenhuisvesting.

 

95 procent is te duur

Want het is duidelijk dat studenten op de huidige woningmarkt een precaire positie bezitten. Op dit moment is er een tekort van 26.500 studentenkamers. Mocht een student ondanks dit tekort dan toch een kamer vinden, dan is dit vaak na een ellenlange zoektocht. Zij hebben vervolgens een dusdanig slechte onderhandelingspositie dat ze het zich niet kunnen veroorloven om kritisch te zijn over de huurprijs. Het is geen uitzondering om als student 800 euro of meer neer te leggen voor een paar vierkante meter. Uit een inventarisatie van het onderzoeksprogramma Argos blijkt dat kamers die via Kamernet worden aangeboden gemiddeld 146 euro per maand duurder zijn dan volgens het geldende puntenstelsel is toegestaan. In Amsterdam en Utrecht is zelfs 95 procent van de kamers te duur.

De praktijk leert dat het vervullen van een belangrijke sociale functie zoals huisvesting, lastig te verenigen is met een private instelling die winst wil maken. The Student Hotel is exemplarisch voor hoe dat mis kan gaan. Dit bedrijf, wat in heel Europa studenten ‘huisvest’, heeft zeven vestigingen in Nederland waar je als student kunt wonen. Het hotel positioneert zich als een plek waar je samen kunt wonen, studeren en plezier kunt maken.

Er is een gezellige bar, een gedeelde keuken en zelfs een sportschool. Dat klinkt goed, maar je betaalt voor een kamer van 15 vierkante meter in Amsterdam wel de hoofdprijs van ruim 1000 euro per maand. Bovendien krijg je een hotelovereenkomst, geen huurovereenkomst. Wat betekent dat je als student geen huurbescherming hebt.

De laatste jaren is het aantal studentenhuizen gedaald, terwijl de hoeveelheid zelfstandige studio’s de afgelopen 9 jaar is verdubbeld. Studenten hebben daardoor minder makkelijk contact met leeftijdsgenoten en zijn meer op zichzelf aangewezen. Uit een recent onderzoek van het RIVM en het Trimbos Instituut blijkt dat 80 procent van de studenten eenzaamheid ervaart, waarvan zelfs 30 procent zich sterk eenzaam voelt. Het wordt niet onderzocht in het rapport, maar je kan er donder op zeggen dat dit samenhangt met de verzelfstandiging van het woningaanbod voor studenten. De sociale steun en het gemeenschapsgevoel wat je ervaart door gezamenlijk met andere studenten te wonen kunnen die eenzaamheid tegengaan, zoals ook laatst betoogd werd in NRC.

Als onderwijsinstellingen studentenhuisvesting op zich nemen en studenten daardoor bij elkaar wonen op een campus of in een studentenhuis kan zo’n gemeenschap wel ontstaan. Dit is geen nieuw idee. Huisvesting door onderwijsinstellingen werd halverwege vorige eeuw al in de praktijk gebracht. Onder het mom van meer gemeenschapsvorming en betere persoonlijke ontwikkeling werd de eerste campus in 1961 bij de Universiteit Twente opgericht, die nog steeds gebruikt wordt. Het idee was toen ook al dat studenten bij elkaar woonden op één plek waar ook studiefaciliteiten en sociale voorzieningen aanwezig waren.

Het is de grondwettelijke taak van de overheid om zorg te dragen voor de volkshuisvesting.

Tegenwoordig zie je het op de campussen van University Colleges (in Utrecht en Middelburg), waar onderwijsgebouwen, woningen en sociale voorzieningen op dezelfde plek staan. Studenten kunnen op de campus studeren, naar de supermarkt, maar ook sporten of naar een feestje. De drempel om samen activiteiten te ondernemen, vrienden te maken, en gewoon jong te zijn, is daardoor laag.

Dichter bij de doelgroep

Als we van maatschappelijke instanties verlangen een grotere verantwoordelijkheid op zich te nemen, moet daar een flinke investering van de overheid tegenover staan. De realiteit is dat onderwijsinstellingen al jarenlang te maken hebben met bezuinigingen, het bedrag dat ze per student krijgen wordt steeds kariger. Maar een investering als deze, niet alleen in onderwijs maar ook in jonge Nederlanders, verdient zich makkelijk terug. Niet alleen wordt de landelijke overheid werk uit handen genomen, ook de toegenomen mentale gezondheid en lagere stress-gehaltes van studenten, het innigere gemeenschapsgevoel op de campussen, en verbrede ruimte voor leraren om aandacht te hebben voor hun vak en studenten, zal Nederland als samenleving en als kenniseconomie geen kwaad doen. 

Instanties die een grotere rol krijgen in het vertegenwoordigen van hun doelgroep zou op meer plekken kunnen gebeuren. Buurtteams, daklozenopvang, organisaties voor vluchtelingenwerk: er zijn genoeg instellingen die dicht(er) bij hun doelgroep staan en weten wat er nodig is. Ze vervullen nu al een ondersteunende rol bij bijvoorbeeld de zoektocht naar een huis, zij het met beperkte middelen. Hun kracht is dat ze niet alleen in contact staan met mensen die ze helpen, maar tegelijkertijd de organisatiekracht hebben om de belangen van die mensen in de landelijke politiek te vertegenwoordigen. Daarmee wordt het speelveld tussen kwetsbare groepen en grote bedrijven gelijker.

Het is de grondwettelijke taak van de overheid om zorg te dragen voor de volkshuisvesting. Uiteindelijk is de disbalans in het belangenspeelveld niet de enige reden waarom dit mis gaat. De woningcrisis is groter dan dat. Door economische ongelijkheid en een gefinancialiseerde woningmarkt is het voor alle kwetsbare groepen lastig om een onderdak te vinden. Maar een eerlijker speelveld zal niettemin voor rechtvaardigere lastenverdeling zorgen. Dat vraagt om politieke actie, maar bovenal betere belangenvertegenwoordiging.

Mensen kunnen niet zomaar aan hun lot overgelaten worden. Een gebrek aan lobbykracht mag geen achterstelling in het beleid betekenen. Zolang dat wel zo is, verwaarloost de overheid haar taak. Verwaarlozen we onze jeugd en hun huisvesting, verwaarlozen we onze toekomst. De studenten van nu, zijn tenslotte de leiders, bestuurders en burgers van morgen. Dat begint bij adequate vertegenwoordiging.

Meer Zin om te luisteren?

In deze aflevering laat de jonge bestuurder en actievoerder Ama Boahene zien waarom universiteiten en hogescholen een prominente rol moeten spelen in het realiseren van studentenhuisvesting. Boahene is voorzitter van de Landelijk StudentenVakbond (LSVb). In het gesprek gaat het over de rol van de LSVb in het behartigen van studentenbelangen (onder andere in woonbeleid) en hoe er een balans gevonden kan worden tussen actievoeren op straat en polderen.

  • 8 min
0
Scroll to top