Oude regels belemmeren investeringen in Europa’s toekomst. Nu is het moment om de achterhaalde begrotingsregels van de Europese Unie aan te passen, schrijven Sara Murawski en Rens van Tilburg van het Sustainable Finance Lab. Alleen dan kan Europa de grote problemen van deze tijd tackelen.
Sara Murawski en Rens van Tilburg
Foto Daniel Mihailescu/AFP/ANP
Er waait een nieuwe wind door het ministerie van Financiën als het gaat om Europa: de nadruk op zuinigheid, discipline en striktheid is vervangen door een focus op investeren en hervormen. Waar de voormalig ministers van financiën Jan Kees de Jager (CDA), Jeroen Dijsselbloem (PvdA) en Wopke Hoekstra (CDA) bekend stonden om hun harde houding richting ‘het Zuiden’ en een coalitie van landen aanvoerden die hamerden op strikte naleving van de begrotingsregels, de zogenaamde ‘vrekkige’ landen, slaat de nieuwe minister van Financiën Sigrid Kaag (D66) een heel andere toon aan.
Terwijl Hoekstra zich als minister van Financiën bij de start van de pandemie nog met man en macht verzette tegen een Europees coronaherstelfonds – Zuidelijke lidstaten moesten maar leren de eigen broek op te houden – noemde Kaag het fonds dat er uiteindelijk toch kwam in haar Europalezing van 9 maart ‘een van de bouwstenen’ om de Europese economieën sterker te maken en benadrukte ze het belang van snellere groei van relatief arme landen.
In een brief aan de Kamer stelde Kaag zelfs onomwonden dat ‘draagvlak voor strikte toepassing van regels en effectieve handhaving’ niet alom aanwezig is onder de Europese ministers van Financiën – een erkenning van formaat gezien de Nederlandse traditie van havikachtig begrotingsbeleid. Tot verrassing van vriend en vijand deelde Kaag begin april een paper dat ze samen met haar Spaanse ambtsgenoot Nadia Calviño had opgesteld. Hierin pleiten de ministers onder andere voor specifieke, per land verschillende, ‘groei-vriendelijke’ plannen – een flexibiliteit die duidelijk een breuk vormt met het verleden van ‘regels zijn regels’.
Deze toon sluit aan bij een bredere trend die gaande is in Europa, namelijk de roep om flexibeler begrotingsregels en meer investeringsruimte. Eind mei maakte de Europese Commissie bekend dat de zogenaamde ‘ontsnappingsclausule’ voor de Europese begrotingsregels tot 2024 actief blijft. Dat betekent dat de limieten van 3 procent voor het begrotingstekort en 60 procent voor de staatsschuld, die tijdens de pandemie tussen haakjes werden gezet, tot 2024 niet zullen gelden. Daarmee houden landen de ruimte om de gevolgen van de coronacrisis te bestrijden.
De ontsnappingsclausule was niet de enige maatregel die de EU nam tijdens de pandemie om landen te ondersteunen. Een doorbraak was zeker ook het al eerdergenoemde coronaherstelfonds waarvoor de EU-lidstaten gemeenschappelijk lenen. Een pot geld waarmee de Europese Commissie bijna 750 miljard aan subsidies en leningen beschikbaar stelt. Inmiddels is bijna al dit geld verdeeld en zal het de komende jaren worden besteed. Dit geld moet naast het bestrijden van de economische gevolgen van de pandemie ook bijdragen aan andere grote uitdagingen waar de EU voor staat, zoals de duurzame energietransitie en de digitale transitie.
Ook heeft de Commissie de herziening van het Europees economisch bestuur, waaronder de begrotingsregels, na een coronapauze weer opgepakt. ‘Never waste a good crisis’ klinkt het nu door Europa: er is momentum om nieuwe afspraken met elkaar te maken over flexibeler regels die herstel stimuleren en het mogelijk maken te investeren in duurzaamheids- en technologische transities.
HOOGOPLOPENDE SPANNINGEN
Met de hierboven genoemde noodmaatregelen koos de EU tijdens de pandemie voor een andere aanpak dan bij de Eurocrisis, waar de strenge maatregelen zorgden voor hoogoplopende spanningen tussen de noordelijke en zuidelijke lidstaten, en binnen de landen zelf, waar de werkloosheid snel opliep (het Zuiden) of luid werd geklaagd over het vergooien van belastinggeld aan potverteerders (het Noorden).
Bij de herziening van het Europees economisch bestuur zijn drie veranderingen noodzakelijk, in het verlengde van de coronanoodmaatregelen.
Toch zijn hiermee nog niet alle problemen opgelost. Want de schulden van veel lidstaten zijn zeer hoog. In Griekenland is de staatsschuld 193 procent van het bbp, in Italië 151 procent. Ook laat de klimaatcrisis zich steeds heviger voelen, met bosbranden in het Zuiden en overstromingen hier. De klimaatverandering zal Zuid-Europa ook aanzienlijk harder treffen. Het is daar al heter en droger dan in het Noorden, en de temperatuur loopt daar naar verwachting ook sneller op. Ondertussen vergrijst de EU, blijft de productiviteit achter en stijgt de ongelijkheid over het hele continent.
Tegelijkertijd kampen de landen van de EU bij elkaar opgeteld met een groen financieringstekort van maar liefst 520 miljard per jaar. Lidstaten moeten dus veel meer geld gaan uitgeven om hun klimaatdoelen op tijd te realiseren en om zich te wapenen tegen de veranderingen die al hebben plaatsgevonden in het klimaat.
Om dit soort uitdagingen het hoofd te bieden, zijn de begrotingsregels cruciaal. Bij de herziening van het Europees economisch bestuur zijn drie veranderingen noodzakelijk, in het verlengde van de coronanoodmaatregelen: flexibelere en per lidstaat specifieke begrotingsregels, duurzaamheidsindicatoren en doelen naast de huidige macro-economische doelen en in vervolg op het coronaherstelfonds dat in 2026 afloopt tijdelijke transitiefondsen die ook de meest schuldbeladen lidstaten in staat stellen om de benodigde investeringen te doen.
In de eerste plaats dienen de strenge en arbitraire begrotingsregels te worden aangepast. De regels stammen uit de jaren 90 en zijn gebaseerd om de toenmalige EU-gemiddelden. Een tijd dat de rente op staatsschuld in Nederland 10 procent was. Inmiddels schommelt die alweer jaren rond de 0 procent. Daarmee zijn aanzienlijk hogere schuldniveaus houdbaar. Zelfs een land als Italië betaalt ondanks zijn hoge schuld nu jaarlijks veel minder aan rente dan in de jaren 90. Toen piekte deze op meer dan 25 procent van de overheidsinkomsten. Nu is dat 8 procent.
Ook konden de opstellers van het Verdrag van Maastricht zich geen voorstelling maken van de schade die klimaatverandering de economie doet. Dit voorkomen is de best denkbare investering mogelijk voor de EU. Net als investeren in de kracht van de Europese economie.
De EU zou indicatoren en doelen gericht op vervuilende overheidsuitgaven en subsidies die het klimaat en biodiversiteit schaden moeten opstellen.
In het Verdrag van Maastricht is vastgelegd dat er limieten moeten zijn voor het overheidstekort en de staatsschuld. Dit gebod afschaffen zou een Verdragswijziging impliceren – voorlopig nog een taboe aan de Europese onderhandelingstafel. Bovendien zijn gemeenschappelijke regels ook verstandig, gegeven de onderlinge afhankelijkheid tussen de eurolanden.
Uit een rapport van de Raad van State van februari blijkt echter dat de hoogte van deze limieten, de 3 procent voor het begrotingstekort en de 60 procent voor de staatsschuld, wel kunnen worden verruimd en per land op maat gemaakt. Daarmee kunnen landen meer tijd krijgen om hun schulden af te bouwen. Per land kan gekeken worden naar wat realistisch en haalbaar is. Om het protocol bij het Verdrag waar deze getallen in zijn vastgelegd te wijzigen is wel unanimiteit in de Raad van ministers van Financiën vereist.
Ten tweede is drastische vergroening van het Europees economisch bestuur vereist. Dat begint met de vergroening van de zogenaamde macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP). De MEOP is bedoeld om macro-economische problemen in Europa te identificeren en aan te pakken. Op dit moment richt dit instrument zich nog niet op klimaat of de circulaire economie. Dat terwijl deze wel grote macro-economische gevolgen hebben. De EU zou indicatoren en doelen gericht op vervuilende overheidsuitgaven en subsidies die het klimaat en biodiversiteit schaden moeten opstellen en hardere afspraken maken over het beprijzen van vervuilende activiteiten.
Tot slot moeten er nieuwe Europese fondsen in het leven worden geroepen. Het Europees coronaherstelfonds biedt hiervoor een goed model. Deze is gericht op gemeenschappelijke Europese doelen, wordt gemeenschappelijk gefinancierd en kijkt welke landen de meeste steun nodig hebben. Alleen zo kunnen de zuidelijke landen de investeringen doen die uiteindelijk in het belang van alle lidstaten zijn. Deze landen krijgen toegang tot het geld als ze hervormingen doorvoeren die hun economie sterker en duurzamer maakt.
De nieuwe transitiefondsen kunnen focussen op het verbeteren van de productiviteit en het versterken van arbeidsmarkten, groene investeringen die aansluiten bij de Europese Green Deal en sterkere instituties. De Green Deal kampt namelijk nu nog met het eerdergenoemde ‘financieringsgat’ van meer dan 500 miljard euro per jaar.
Alleen zo is het mogelijk om de grensoverschrijdende infrastructuur te bouwen die nodig is om Europa echt als een geheel te laten functioneren. Met hogesnelheidslijnen die vliegen overbodig maken, met pijpleidingen waar nu het gas en straks de waterstof doorheen kan stromen over de landsgrenzen heen.
MEER BETALEN
Deze voorstellen impliceren wel dat rijke lidstaten zoals Nederland meer gaan afdragen. Maar dat is de enige manier om de gemeenschappelijke munt en markt, waar Nederland als open handelsland veel aan te danken heeft, te behouden. Het zal namelijk zorgen voor een stabieler en welvarender Zuid- en Oost-Europa, wat uiteindelijk in ieders belang is.
Bovendien is het alternatieve scenario, terug naar de oude regels en de disciplinerende werking van de markt, geen reële optie. Opnieuw vasthouden aan de beklemmende begrotingsregels zou met name landen met hoge schulden enorme schade toebrengen. De volgende eurocrisis is dan een feit. Daarnaast heeft de markt onvoldoende oog voor wat sociaal en ecologisch houdbaar en wenselijk is. Hier komt nog eens bij dat het onwaarschijnlijk is dat méér marktwerking bijdraagt aan een van de belangrijkste doelstellingen uit het Verdrag van Maastricht: dat de lidstaten economisch meer naar elkaar toe groeien, tegelijkertijd een voorwaarde voor een gezamenlijke stabiele munt.
Door te breken met haar ‘vrekkige’ traditie maakt Nederland een nieuw begrotingspact voor een sociaal en groen Europa mogelijk. Daarmee kunnen de EU-lidstaten weer naar elkaar toegroeien, een voorwaarde voor een stabiel continent, het oude ideaal van de Europese Unie. Daar zijn alleen wel nieuwe regels en instituties voor nodig.